Wie is de grootste ? Jak.3,16-4,3 Mc 9, 30-37
Wie is de grootste? Dat is een vraag die de mensen altijd weer bezig houdt, bijvoorbeeld bij vele verkiezingen waar we mogen aan deelnemen. Het is geen louter informatieve vraag zoals: wie zou er wel de grootste zijn? Nee, we kampen met hand en tand, met handen en voeten om zelf die grootste te worden.
Keurt Jezus onze ambitie af om de grootste te zijn? Helemaal niet. Het hangt er wel van af hoe we dat zouden worden en wat we ermee zouden doen. ‘Begin maar, zegt hij, met als de kleinste van allemaal de anderen te dien en vooruit te helpen.’
Bij de aanvang van Jezus’ openbaar leven zijn veel mensen onder de indruk van zijn verkondiging en vooral van zijn genezingen die aan hem worden toegeschreven. Sommigen gaan in hem de verwachte verlosser zien, een gezalfde zoals wijlen koning David, een messias. Maar <Jezus wil zijn leerlingen waarschuwen voor het conflict met de religieuze overheid. Die zal hem gevangen nemen en hem ter dood laten brengen. Maar het lijkt wel dat zij die verwittiging niet horen. Een eerste maal is Petrus daar tegen op gekomen. Een tweede maal hoorden we zo juist dat de leerlingen maar begaan waren met de vraag wie van hen de grootste was en een derde maal zullen de broers Jakobus en Johannes de boel op stelten zetten met hun persoonlijke aspiraties. Wat Jezus over zichzelf zegt dringt niet tot hen door. Ze durven Jezus ook geen vragen stellen. Die zouden hen nochtans dichter bij hem brengen.
Kunnen wij een mens die lijdt of met lijden bedreigd wordt aanspreken en nabij zijn? Zouden we dat anders en beter kunnen doen?
Herman.paulussen@hotmail.com 0475/40 33 03