Beste medeparochianen 29-30 augustus 2020
Heer God, Gij hebt mij verleid, ik ben bezweken. Gij waart mij te sterk, ik kan niet tegen U op. De hele dag lacht men mij uit, iedereen drijft de spot met mij.’
Die eerste lezing, dat moet Jeremia zijn. Zagen en klagen, daar is hij goed in. Maar een zit een lijn in zijn zagen: hij móét over God getuigen. Dat bezorgt hem niets anders dan last, zodat hij soms denkt: ‘Ik wil er niets meer van weten, ik spreek niet meer in zijn naam.’ Maar toch kan hij het niet laten, want, ‘dan laait er een vuur op in mijn hart. Ik doe alle moeite om het in bedwang te houden, maar het lukt me niet.’ Gods roepstem is dus sterker dan de tegenkanting en de afkeer van de mensen.
Toen ik dit las, vroeg ik me af in hoever Jeremia hier de twijfel, maar tegelijk ook de hoop van veel hedendaagse christenen – geestelijken en leken – verwoordt. De twijfel door het gevoel de laatsten te zijn, door de onverschilligheid vele mensen, door de schandalen in de Kerk en door nog zoveel meer. Soms zeggen ook wij misschien, net als Jeremia: ‘Ik wil er niets meer van weten.’
De woorden van Jezus in het evangelie van vandaag zijn ook niet zo hoopgevend. ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.’
Geen leuke woorden en dat op deze laatste zondag van de vakantie.
Ons kruis opnemen, ons leven niet willen redden: het klinkt niet echt aanlokkelijk. Moeten we het lijden soms zoeken? Neen, het komt ook zo wel. En of we het willen of niet, ons kruis opnemen moeten we toch. Het kruis van de Kerk, het kruis van onszelf, en het kruis van de wereld.
Het kruis van onze Kerk met haar onvermogen om in deze tijd te leven. Het kruis van onszelf: onze gebreken, onze fouten, de ontgoochelingen waarmee we te maken krijgen. Het verschil tussen droom en daad, tussen verlangen en werkelijkheid.
We willen het goede, we streven naar het beste, maar de werkelijkheid is dikwijls veel minder goed en veel minder best dan we gewild en gehoopt hadden, en dat doet pijn. Ook die coronacrisis waar we het echt beu worden. Dat is het kruis dat we moeten dragen: het kruis van onze eigen tekortkomingen, maar ook het kruis van ziekte, van tegenslag, van kinderen die niet mee willen, van ruzie … ik zou nog wel even kunnen doorgaan.
En dan het kruis van de wereld, want ook dat kruis moeten we dragen. Een stormwind die oogst en mensenlevens verwoest. Dodelijke ongevallen, oorlog en terrorisme, honger en uitbuiting. Ook al lijkt het allemaal soms ver van ons bed, het raakt ons, want we zijn mensen, en we moeten machteloos toezien hoe andere mensen ten onder gaan. Het weegt op onze wereld, maar het weegt ook op onszelf.
Kruisen genoeg dus om te dragen. ‘Welnu’, zegt Jezus, ‘steek je kop niet in het zand en neem je kruis op. Denk niet alleen aan jezelf en kijk verder dan je eigen ik, want als je dat niet doet, probeer je je leven te redden, maar ben je volop bezig het te verliezen aan zelfzucht en onverschilligheid. Doe liever zoals Ik: doe de wil van God. En weet: ook het zwaarste kruis eindigt in verrijzenis.’
De wil van God … Zijn lijden en pijn dan de wil van God? Nee, de wil van God is dat we doen wat Jezus deed, dat we dus Gods ogen en oren, handen en voeten, en vooral Gods hart zijn. Ogen om naar elkaar om te zien. Oren om naar elkaars lief en leed te luisteren. Handen om goed te doen voor elkaar. Voeten om te gaan naar hen die in nood zijn. Een hart geven aan Gods liefde , door goed te zijn en goed te doen, elke dag opnieuw.
En de wil van God is ook dat we niet onder het kruis bezwijken en dat we weten dat elk kruis in verrijzenis eindigt. Dat we dus niet blind zijn voor het goede in onze Kerk, in onszelf en om ons heen. Onze Kerk: nee, we zijn niet de laatsten, en nee, de schandalen zullen niet overwinnen.
Het positieve in onszelf: we streven naar het goede, we willen echt het beste, en als dat niet altijd lukt, proberen we het toch gewoon opnieuw. En het hoopvolle in de wereld: de solidariteit bij de rampen, bij de hongersnood in Afrika, bij ziekte en ongeval in onze buurt: mensen, ook wijzelf, staan klaar om te helpen. Nee, er zijn niet alleen kruisen van ziekte, tegenslag en wanhoop. Er is telkens ook herleving, genezing, verrijzenis, en daaraan mogen wij meewerken.
Zusters en broeders, Jeremia kan een stukje zagen, dat weten we. Maar zijn gezaag mondt uit in een sterke geloofsbelijdenis. Ook wij kunnen een stukje zagen. Over elkaar, over onze Kerk, over God die doof is voor ons bidden. Wel, laat dat zagen dan maar een deel van ons kruis zijn, en laten we het dragen als gelovige mensen, als christenen dus, die beeld willen zijn van Gods liefde. En als we dat doen, zullen we zien dat ook het zwaarste kruis door de zon van Gods liefde wordt verlicht. Amen.