_______________ _ Kromme wegen recht maken_
De advent is een uitermate rijke tijd op liturgisch vlak met mooie lezingen en het bijhorend ritueel van de adventskrans met de verschillende kaarsen die symbool staan voor het doorbreken van het licht in de duisternis, de dageraad van een nieuwe wereld van gerechtigheid en de vervulling van de belofte van de menswording van God, in de gedaante van een kwetsbaar kind van ouders op de vlucht.
De profeet Baruch en Johannes de Doper roepen ons in de lezingen van vandaag, op om kromme wegen recht te maken en hobbelige paden effen.
De eerder onbekende Baruch is een profeet die leefde ten tijde van de Babylonische gevangenschap. Van hem horen we een heel bemoedigende boodschap. Jeruzalem wordt opgeroepen haar kleed van ellende en rouw af te leggen. Het moet de mantel van Gods gerechtigheid omslaan en op haar hoofd de kroon van de Eeuwige zetten. Om de terugtocht uit de ballingschap te vergemakkelijken zullen bergen en dalen worden geëffend. Het is God zelf die zijn volk naar huis zal begeleiden.
In het evangelie keert dit beeld terug, maar omgekeerd. Johannes roept, met de woorden van Jesaja, de mensen op om de weg te bereiden voor de Heer: “maak recht de paden”, predikt hij. God brengt bevrijding als wij, mensen ons oefenen in gerechtigheid.
De verschillende klemtoon in beide teksten is opvallend en houdt duidelijk verband met het verschillend godsbeeld dat we tegenkomen in het Oude en in het Nieuwe Testament. Johannes predikt dat wij mensen, de weg moeten voorbereiden voor de vestiging van het Rijk Gods. Dat is nieuw. Waar de God van het Oude Testament dikwijls wordt voorgesteld als de almachtige heerser die beloont of straft, kondigt Johannes aan dat God het aan ons, mensen overlaat om Zijn Rijk van vrede en gerechtigheid te vestigen en de weg daar naartoe aan te leggen.
Johannes predikt een doopsel van bekering, van ommekeer. Die ommekeer moet telkens opnieuw, ook vandaag dus, worden waargemaakt. En daarvoor moeten we alle hinderpalen opruimen die de komst van God in de weg staan. In de beeldende taal van de lezingen van vandaag uitgedrukt betekent dit: de bergen van onbegrip slechten, de grachten van vooroordelen en angst dempen, de kronkelwegen van intrige en onrecht rechttrekken. En zo klinkt deze boodschap, tegen de achtergrond van de recente gebeurtenissen op wereldvlak, nog altijd zeer actueel.
En de realiteit vandaag toont bovendien duidelijk aan dat de machthebbers alleen de problemen niet zullen oplossen. Daarvoor houden zij meestal te veel rekening met hun eigen belang of dat van hun eigen bevolking. Van leiders moeten we het niet altijd hebben. Aan hen alleen kunnen we de vrede en gerechtigheid niet overlaten. De vrede begint bij elke mens op zich. Als we wat meer naar elkaar luisteren, met een welwillend oor en niet met een half oor, als we kunnen vergeven, als we van onze stad, van ons huis een gastvrije plek maken, dan bestaat er een kans dat onze houding andere mensen gaat inspireren om hetzelfde te doen.
“Blijf niet staren op wat vroeger was, sta niet stil in het verleden. Ik ga iets nieuws beginnen, het is al begonnen – merk je het niet ?”. Het is een strofe uit een lied dat we regelmatig zingen in deze kerk. Wist u dat het woorden zijn van Jesaja ? Ze typeren hem als de adventsprofeet bij uitstek.
De lezingen in de advent vertellen over visioenen vol verwachting. Ze laten ons vergezichten zien, ze doen ons dromen van wat nog niet is. Niet om erbij weg te dromen, maar om wakker te worden en attent te zijn voor alle onrecht, voor armoede en uitsluiting.
“Met wat ik nu weet, zou ik graag wel eens opnieuw willen beginnen als het kon” . Dat horen we mensen soms wel eens zeggen. Deze woorden geven uitdrukking aan een soort, misschien wat naïef verlangen maar dat goed doet aanvoelen wat advent eigenlijk is: een voorbereiding om iets nieuws te kunnen beginnen, om iets nieuws in ons geboren te laten worden. Laten we waakzaam zijn, “bij de pinken” zijn voor woorden, mensen, ontmoetingen, die ons hierbij op weg kunnen zetten.