“waakzaam blijven”
In de eerste lezing hoorden we een meditatie op het boek Exodus. We lezen dat aan het Joodse volk in ballingschap in Egypte, van tevoren was aangekondigd dat er bevrijding zou komen. Vol vreugde verwacht het volk de vervulling van deze belofte.
Uit het boek Exodus weten we dat deze bevrijding er kwam in de nacht van de Uittocht, de Paasnacht. God had de Israëlieten de opdracht gegeven om een lam te slachten en het bloed van het lam aan de deurposten te smeren, als een zichtbaar teken van het verbond. Die nacht eten ze het paaslam in waakzaamheid – de lendenen omgord -, klaar om te gaan als het uur gekomen was.
“Houdt uw lendenen omgord” zegt ook Jezus in het evangelie van Lucas. De referentie naar het Exodus verhaal is zeer duidelijk. De christelijke waakzaamheid is dan ook geworteld in het “grote waken van het Jodendom”.
“Jullie moeten net zo doen als mensen die hun heer opwachten: als hij komt en aanklopt, meteen kunnen opendoen”.’ Ik denk dat Jezus hier een van de belangrijkste eigenschappen van een christen formuleert: dat hij waakzaam is en steeds bereid is om op weg te gaan. En dat in het leven van elke dag.
Waakzaam zijn als mens, zodat we het geluk, maar ook de pijn in het leven van onze naaste zien en mee dragen.
Waakzaamheid tonen in wat we doen, denken en zeggen, zodat we anderen niet kwetsen.
Aandacht hebben voor de natuur en voor onze aarde, zodat we ze met respect behandelen en ze niet ten gronde richten.
Waakzaam zijn om een beter mens te worden. Laat niemand bij ons aankloppen en teleurgesteld weggaan, omdat wij niet opendoen. De deur van onze aandacht en ons medeleven, van onze solidariteit dient altijd open te gaan.
Waakzaamheid is nodig, want als een dief in de nacht sluipen andere prioriteiten ons leven binnen.
Als ons hart gericht is op macht en geld, dan is er geen plaats meer voor solidariteit en bescheidenheid.
Als ons hart gericht is op eer en aanzien, is er geen plaats meer voor eenvoud en luisterbereidheid.
Wees dus waakzaam, want in het Rijk Gods gelden andere visies en denkmodellen dan in onze maatschappij.
Op het einde van het evangelie zegt Jezus nog iets wat ons tot nadenken moet stemmen. ‘Van iemand aan wie veel gegeven is, zal ook veel gevraagd worden; als iemand veel is toevertrouwd, zal men des te meer van hem eisen.’ Ik ga er vanuit dat wij bij diegenen horen aan wie veel is gegeven en veel is toevertrouwd.
Voor Lucas is het koninkrijk van God in de eerste plaats een opdracht waaraan hier en nu moet worden gewerkt. Maar als beloning zal de heer des huizes bij zijn terugkeer zijn wakende dienaars aan tafel uitnodigen en hen bedienen. Deze oproep tot dienstbaarheid houdt dus tegelijk een belofte in.
Durven wij, die hier elke week uitgenodigd worden aan de tafel van de Heer om samen eucharistie te vieren, op die belofte vertrouwen ?