Beste mensen,
De lezingen van vandaag lijken uit een hedendaagse kwaliteitskrant geknipt te zijn. Kan het actueler? Zowel de 1° als de 2° lezing heeft het over “vreemdelingen”.
Terugkerend uit ballingschap, in de 1° lezing, zien de joden dat “anderen, vreemden, niet-joden” hun land bewonen. Dat dwingt hen tot een nieuwe stellingname tegenover hen. In Jesaja zegt God uitdrukkelijk dat vreemdelingen die zich bij Hem aansluiten even goed tot het uitverkoren volk behoren als de joden op voorwaarde dat ze zich houden aan de regels die Hij hen oplegt. “Hen breng Ik naar mijn heilige berg en mijn huis zal een huis van gebed zijn voor àlle volken”.
“Anderen zal Ik verzamelen en toevoegen aan hen die reeds verzameld zijn”, zegt God een beetje verder in diezelfde passage van Jesaja. Oekumenischer kan het bijna niet!
Beste mensen, als christenen kunnen en mogen we niet wereldvreemd zijn, niet tegen alles en iedereen die vreemd is. Als christenen moeten we open staan voor onze medemensen, voor àl onze medemensen die het goed menen, hoe vreemd en hoe anders ze ook mogen zijn. Want ook vreemdelingen horen bij het uitverkoren volk, zoals Jesaja zegt in de 1° lezing.
Maar ook Jezus heeft het er moeilijk mee in de 2° lezing. De reactie van Jezus op de bede van de Kananese vrouw verwondert in het evangelie. Het is een verschrikkelijk evangelie met een onherkenbare Jezus? Een Jezus die we niet kennen, die we niet wìllen kennen. Verwerpelijk indien we het ganse verhaal niet lezen.
Jezus had zich teruggetrokken naar het grensgebied van Tyrus en Sidon, in het buitenland. Komt dan een Kananese vrouw naar Hem toe met de vurige bede om haar bezeten dochter te genezen.
Eerst doet Hij of Hij de vrouw die zijn hulp afsmeekt niet hoort. Hij lijkt niets met haar te maken te willen hebben. Zij heeft trouwens een dubbel nadeel: ze is niet alleen een vrouw, die in het jodendom als onbestaande wordt beschouwd, ze is ook een Kananese, een heidense vreemdeling. Die worden door de joden zozeer geminacht dat ze hen honden noemen, wat Jezus trouwens ook doet. De vrouw geeft haar smeekbede niet op en werpt zich voor de voeten van Jezus zodat Hij niet om haar heen kan. Wanneer ze blijft aandringen wijst Hij ze af, met de steun van zijn leerlingen, want Hij is alleen maar voor het volk van Israël gekomen. Hij vernedert en kwetst haar nog meer wanneer Hij zegt dat “het niet goed is het brood dat voor de kinderen van het huis bestemd is (versta de joden) aan de honden te geven (versta de niet-joden, de heidenen zoals deze vrouw)”. Het brood is zijn aanwezigheid en zijn blijde boodschap. Dus, er staat geschreven “Het is niet goed om mijn blijde boodschap dat voor de kinderen van Israël bestemd is , aan de vreemdelingen, de heidenen te geven! Dat is de betekenis van deze zin!
De vrouw is niet van haar stuk geslagen en houdt vol. In tegenstelling tot Jezus die ronduit grof is blijft ze fatsoenlijk en reageert gewiekst: “Toch wel, Heer, want de hondjes eten toch immers ook de kruimels die van de tafel van hun meester vallen”. Hoe laag op de grond ook, ze wil als heidense iets meepikken van die verlossende blijde boodschap van de Heer.
En wat gebeurt er? Jezus zwicht door zoveel moed, vertrouwen en geloof, en geeft ze gelijk. Hij geneest haar dochter.
Zoals vaak in het evangelie draagt een vrouw de bevrijdende boodschap. Want dat doet deze heidense vrouw: zij bekeert Jezus! Zij doorprikt Jezus’ eerste overtuiging er alleen te maar te zijn voor de kinderen van het huis van Israël. Van zo’n groot geloof is Jezus onder de indruk.
Wat kunnen we met dit verhaal, wie zijn wìj in dit verhaal?
Zijn wij het huis van Israël dat meent dat de Heer alleen bij ons woont?
Lijken we soms op die leerlingen die zeggen “Stuur die vrouw toch weg!” ? Zijn we soms geërgerd wanneer vreemden binnen de grenzen van onze kerkelijke patronen binnendringen en ons benaderen met hun soms dreigende verlangens?
Zijn wij misschien gelijk Jezus in onze omgang met onbekenden en vreemdelingen? Hij maakt echter een grote ommekeer en gaat de weg van liefde en vrede voor alle mensen. Doen wij dat ook?
Of zijn wij als de Kananese vrouw die vecht als een leeuwin voor een kind of een geliefde? Misschien zijn we jaloers op het geloof van die vrouw en zouden we daar wat meer van willen hebben. Zo staande blijven als je in de hoek wordt gedreven, zo waardig en krachtig reageren als je wordt vernederd, zo blijven geloven in de liefde van God en van mensen. Spiegelen we ons aan haar? Geven wij het ook niet op, ook als God, als Jezus niet direct naar ons lijkt te luisteren?
Beste mensen, gisteren vierden we O.L.V. Ten Hemelopneming. Het feest van Maria, de Moeder des moeders en moeder Gods. Het feest van alle mama’s.
Vandaag vieren we àlle vrouwen en mannen die vertrouwend op Gods liefde zich elke dag opnieuw inzetten om hun liefde uit te dragen naar alle medemensen die om hulp vragen. En niet in het minst wil ik vandaag alle sterke vrouwen vieren die door hun vertrouwen en geloof onze kerkgemeenschap vooruit trekken en begeleiden in deze moeilijke tijden, terwijl zij zich tevreden moeten stellen met de kruimels die van de tafel vallen.
Amen