Beste medegelovigen,
Waarom gebeurt er zoveel kwaad? Wie is schuldig voor al dat kwaad? Waar heb ik dat verdiend? Hoe dikwijls horen we die vragen niet?
Hoe was het toen, tweeduizend jaar geleden, in de omgeving van Jezus ? Hij was uit zijn thuisgebied Galilea ( in het noorden van Israël) op weg naar het zuiden, stukje bij beetje op weg naar Jeruzalem. En nu kwamen er mensen naar hem toe die zeiden: Hebt je het al gehoord? Van die Galileeërs in Jeruzalem? Vermoord door de soldaten van de gouverneur Pilatus, op het tempelplein. Weet u zeker dat u ook daar heen wilt? Als Galileër?
Het waren onrustige tijden , toen. Minstens zo onrustig als nu.
Het waren bezorgde mensen die Jezus wilde waarschuwen, denk ik –hoop ik. Maar het antwoord van Jezus is erg fel. Als jullie je niet bekeren, zegt hij dan gaan jullie er ook aan. En dan legt hij er nog een tweede nieuwsbericht naast, over mensen, ook in Jeruzalem, die de dood vonden toen er een toren instortte. En ook daarbij zegt hij: als jullie je niet bekeren, gaan jullie er ook aan.
Als toeschouwer schrik ik hier wel van. Ik ga onmiddellijk redeneren: ja, maar – die mensen vonden toch niet de dood omdat ze niet bekeerd waren ? En ik ga vragen stellen: waarom houdt Jezus deze twee gevallen naast elkaar ? Galileese verzetstrijders , en argeloze Jeruzaleemse burgers. Gedood in de strijd, en toevallig omgekomen bij een ongeluk. Als toeschouwer denk ik: wat een onredelijke reactie van Jezus. Hij had toch op zijn minst waardering kunnen hebben voor die mensen die hem waarschuwen, die met hem meedenken, die bezorgd om hem zijn?
Zo denk ik als toeschouwer- maar misschien wil Jezus zijn toehoorders wel uit die rol schudden. Hij wil misschien niet hun ideeën horen over de wereld, de situatie, de risico’s. Zulke analyses, hoe goedbedoeld en hoe goed ze soms ook zijn, gaan altijd over iets waar de spreker zelf buiten staat. En wat vraagt Jezus aan die mensen is bekering. Daarmee bedoelt hij niet dat ze van geloof veranderen of tot geloof komen, maar dat ze op een nieuwe manier in hun eigen situatie gaan staan. Dat ze niet over de anderen praten maar meer naar zichzelf resetten, zeg maar, vanuit het koningschap van God. Dat Gods genade en bewogenheid bepalend worden voor hoe ze in hun eigen situatie denken en doen. Zoals Gods genade en bewogenheid ook bepalend zijn voor eigen denken en doen.
Daarbij vertelt Jezus de parabel over de vijgenboom in de wijngaard. Die staat daar alleen maar te staan. Hij staat zonlicht op te vangen dat voor druiven bestemd is. Als je in zijn schaduw gaat zitten tegen de avond, vertellen zijn bladeren misschien wel de verhalen die de wind uit de verte naar hem toe blaast. Maar hij is bedoelt om vruchten te geven, om hongerige monden te voeden. Als hij dat niet doet, zegt de eigenaar, weg ermee. De verzorger van de wijngaard vindt dat zonde. Hij houdt nu eenmaal van de boom. Hij hoopt dat de boom met extra tijd en zorg en aandacht toch vruchten zal dragen.
Dat is waarom Jezus tijd en zorg en aandacht besteedt aan de mensen die hij ontmoet: hij hoopt zo dat ze zullen worden zoals ze bedoeld zijn. Dat ze geen toeschouwers en buitenstaanders blijven die elkaar onrustig maken met slecht nieuws maar dat ze voertuigen worden van Gods goedheid, gewoon op de plek waar ze op dat moment zijn. Precies dat wordt van ons gevraagd.
Het is goed te kunnen vasten; Vasten is tot inkeer komen, meer vanbinnen voelen welke weg de Heer met ons gaat en meer door Hem laten zenden. Hij heeft geduld met ons, al vele jaren lang. Mag zijn geduld met ons een bron zijn van nieuw leven en nieuwe vruchten. Mogen er die werkelijk komen. Mogen wij ons niet neerleggen bij de vastenroutine, die misschien belet dat het vastenvuur al veel te lang niet meer in ons brandt. Hij die is, is ook bij ons. Mogen wij ooit zien dat Hij bij ons voor nieuwe vruchten zorgt.