Goeie leerkrachten zijn merkwaardige mensen: ze kunnen studenten zodanig in zichzelf doen geloven, dat onverwachte leergroei het resultaat is. Goeie trainers zijn merkwaardige mensen: ze kunnen atleten zodanig op een wedstrijd voorbereiden dat sportprestaties soms ongekende hoogtes bereiken.
“Jij bent daartoe is staat! Ik ben er zeker van dat jij dit kan! Ik geloof in jou!” Uitspraken waardoor mensen toto méér in staat zijn dan ze zelf mogelijk achten.
In het evangelie van vandaag krijgen twee figuren een gelijkaardige “jij bent”- boodschap: Jij bent de Messias. Jij bent Petrus, rots. Zowel naar Jezus als naar Petrus is de boodschap: ik zie in jou wat nog niet helemaal zichtbaar en duidelijk is, ik zie jou in jouw volle ontplooiing.
Zijn de uitspraken “jij bent de Messias” en “jij bent Petrus, de rots” van hetzelfde aanmoedigend kaliber als de leraar of moeten we er meer achter vermoeden? We zoek naar een mogelijk antwoord aan de hand van drie uitspraken uit de evangelietekst.
“Wie zeg jij dat ik ben?”
Er deden allerlei geruchten de ronde over wie Jezus zou zijn: Johannes de Doper? De profeet Ellia?.. Die straffe toelichtingen hadden een duidelijke grond: de mensen voelden de kracht van een profeet, ze hoorden opnieuw authentieke stem van God. Mattheüs laat verstaan dat jezus deze vergelijking kende: bezetenen hadden hem “zoon van God” toegeroepen, blinden noemden hem “zoon van David”. Jezus was wellicht niet overgevoelig voor wat “de mensen” over hem zegden. Bij wie kan je die vraag over je toekomst, de vraag over dat groeiend zelfbeeld beter aftoetsen dan bij je intimi, bei de eigen leerlingen die je beter kennen dan wie ook. Aan hen niet de vraag:” Wat wéét je over mij? Wel de indringende vraag:” Wie zeg jij dat ik ben? Wie ben ik voor jou?”
“Jij bent de Messias!”
Wellicht moet je onstuimig van karakter zijn om zoals Petrus dit antwoord te geven: Verrassend, verwacht en riskant tegelijk. Verrassend want wat Petrus antwoordt, gaat veel verder dan wat “de mensen” zeggen. Jij bent niet de voorloper van de Messias, jij bent de Messias, de zoon van de levende God. Hoe haalt Petrus het in zijn hoofd om die titel aan Jezus toe te schrijven? Verrassend en toch ook verwacht. Petrus heeft als leerling dagelijks gehoord wie Jezus is. Vanuit die ervaring reageert hij heel persoonlijk met een term die uitdrukt hoe overweldigend Jezus voor hem is. Verrassend, verwacht en tegelijk heel riskant. De titel “Messias” heeft in Joodse én Romeinse oren zo’n draagwijdte dat het bedreigend is voor religieuze en politieke leiders.
“Gelukkig ben jij Petrus! Jij bent Petrus, de rots…”
“Gelukkig ben je…” Deze juichkreet van Jezus roet de taal van de zaligsprekingen op. Hier klinkt de echo van “Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.” “Rots” noem ik jou, de naam waarmee wij Gods kracht benoemen. Jij hebt mijn geheim ontsluierd, jij deelt dit met mij en daardoor bevestig jij mij dat ik ben wie ik in Gods ogen ben. Staan de uitspraken “jij bent de Messias” en “Jij bent Petrus, de rots” op een gelijkaardig niveau van de sportcoach die de atleet doet geloven in zijn kunnen en zijn? Twee stromen ontmoeten en versterken elkaar: Mensen die bij elkaar wakker roepen wat hun bestemming is en de openheid van diezelfde mensen om uit Gods eigen hand te ontvangen wie ze zijn. Laten we zelf ook bewust in die twee stromen gaan staan.